Met het verlenen van de stadsrechten in 1122 kreeg de huidige binnenstad van Utrecht haar kenmerkende langwerpige vorm.
Belangrijke stedelijke kernen en kerkelijke gebieden werden binnen de stadsomwalling gebracht. Deze omwalling versteende al snel en er kwamen stadspoorten en torens. In dit noordoostelijk deel van de stad kwamen drie torens waaronder de Plompetoren. Bij de sterke groei van middeleeuws Utrecht bepaalden kerkelijke en stedelijke functies (wonen en handel) de ruimtelijke verkaveling, ook in dit noordoostelijk deel van de stad.
In de 16e eeuw werd de stadsverdediging gemoderniseerd: muren werden verbeterd tot wallen, nieuwe torens werden opgetrokken en stenen bastions en aarden bolwerken toegevoegd. De toren De Wolf en het aarden bolwerk Wolvenburg dateren uit deze periode.
In de 19e eeuw was met de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterliniede inmiddels verwaarloosde stadsversterking niet meer nodig. In 1853 werd de gevangenis hier gebouwd, de toren De Wolf gesloopt en de gracht gedempt.